Verbaal misdrijf

Evelien Gans

Uit: Nieuw Israëlietisch Weekblad, 7 januari 2011.  

Historica Evelien Gans reageert op het opiniestuk dat dayan Evers twee weken geleden publiceerde naar aanleiding van de uitspraken van Job Cohen.

In verschillende media zijn de laatste tijd mensen aan het woord geweest die, hetzij uit slordigheid, hetzij moedwillig, een uitspraak van Job Cohen in Vrij Nederland hebben verdraaid. Job Cohen bashing is in de mode. In het NIW nam dayan Evers die rol op zich (zie zijn artikel ‘Job Cohens onmogelijke vergelijking’, NIW, 24 december 2010). De dayan is echter aan zijn positie verplicht niet mee te huilen met de wolven in het bos, maar wat betreft zijn woordkeuze en de bronnen waarop hij zich baseert, nauwkeurigheid te betrachten. Zeker ook als het om complexe en delicate kwesties gaat die Joden en het Jodendom betreffen.

Uitsluiting

In het kerstnummer van Vrij Nederland vertelt Cohen over zijn moeder die ‘rond het uitbreken van de oorlog’ meemaakte hoe joden langzamerhand werden buitengesloten. Vervolgens vragen de interviewers: ‘Gebeurt nu weer wat in de jaren dertig gebeurde: dat mensen worden buitengesloten?’ Het antwoord van Cohen luidt: ja. En hij verwijst naar de PVV die tegen de moslims zegt: ‘we willen liever dat jullie weggaan. Maar je kunt dé islam niet de schuld geven van het extremisme’. Men kan erover filosoferen of de interviewers al dan niet een suggestieve vraag voorleggen, en of Cohen er wel op in had moeten gaan. Feit is dat Cohen het vergelijkend perspectief van de interviewers overneemt, en stelt dat zich inderdaad, net als in de jaren dertig van de vorige eeuw in Nederland ten aanzien van joden, uitsluitingmechanismen manifesteren, dit keer tegenover moslims. Het gaat niet over nazi-Duitsland in diezelfde periode; daar werden vanaf 1933 anti-joodse wetten ingevoerd en concentratiekampen ingericht. Het gaat ook niet over Nederland tijdens de bezetting, waar hetzelfde gebeurde – als voorspel van de deportaties. Nee, het gaat over Nederland waar in de jaren dertig de spanningen tussen joden en niet-joden gestaag toenamen. De economische crisis en werkloosheid, de toestroom van joodse vluchtelingen uit Duitsland, het groeiend virulent en tenslotte geïnstitutionaliseerd antisemitisme binnen de NSB, de ook elders, vooral in de christelijke pers, uitgedragen anti-joodse stereotypen: ze brachten de joden steeds meer in een maatschappelijk isolement. Al in 1933 speelde in Amsterdam de zogenaamde wethoudersaffaire: het aantal van vier joodse wethouders (van de zes) werd ‘ontactisch’ genoemd; de joden vormden toch een ‘apart ras’. De Duitse Kristallnacht van 1938 wekte in Nederland niet alleen medeleven, maar verhevigde ook de anti-joodse vooroordelen en het verschijnsel van blaming the victim (de joden hadden de pogrom over zichzelf afgeroepen vanwege hun hardnekkige goddeloosheid en onstilbare honger naar invloed en geld).

Manipulatie

Wanneer het gaat om tendensen van uitsluiting is een vergelijking tussen de jaren dertig in Nederland en nu allerminst uit de lucht gegrepen. Wat dayan Evers doet, is de zaak op twee essentiële punten manipuleren. Ten eerste vergelijkt hij de joden in de jaren dertig en de moslims nu wat betreft hun beider positie. Hier is sprake van een ‘asymmetrische situatie’: zo waren de joden, aldus de dayan, aanpassingsbereid, en niet crimineel, daarmee in een moeite door suggererend en dus ook generaliserend dat op de Nederlandse moslimbevolking het tegenovergestelde van toepassing is. Natuurlijk was de situatie van beide groepen op allerlei punten heel anders, maar daar ging het niet om in het verhaal van Cohen. Het ging hier om mechanismen van maatschappelijke uitsluiting, en niemand kan ontkennen dat de oproep daartoe – met name uitgaand van de PVV – heel sterk aanwezig is, gepaard gaand met een wildgroei aan anti-moslim stereotypen.
In de tweede plaats gooit dayan Evers de historische perioden waarop het interview met Cohen betrekking heeft, door elkaar. Om te beginnen geeft het geen pas te stellen dat in 1938 ‘het plan voor uitroeiing van de Joden al klaar [lag], met blauwdrukken voor concentratiekampen en gaskamers’. Iedereen kan nalezen in de geschiedschrijving over de Shoah, dat hier in 1938 nog geen sprake van was. Ook zonder dit plan hadden joden het in nazi-Duitsland en zijn directe invloedssfeer overigens al bijzonder zwaar te verduren, en stonden zij aan allerlei vormen van discriminatie en vervolging bloot. Maar ‘pas’ aan het eind van het jaar 1941 had het voornemen van de nazi’s om de joden te vernietigen vaste vorm aan genomen; op de Wannsee conferentie van 20 januari 1942 stond de organisatie daarvan centraal.

Leedvergelijking

Vervolgens gaat dayan Evers uitvoerig in op de vergelijking die niet door Cohen getrokken werd. Dat is makkelijk scoren. ‘Anno 2010 worden moslims niet naar een schouwburg gedreven om op transport te gaan’. Aangezien het in het interview met Cohen nadrukkelijk over de jaren dertig gaat, maakt dayan Evers zich zo schuldig aan wat hij anderen verwijt, namelijk aan het plegen van een ‘verbaal misdrijf’ en aan een vorm van oneigenlijke leedvergelijking. Dat Cohen de ervaringen van moslims nu op één lijn zou stellen met die van joden tijdens de Duitse bezetting en Shoah is, nogmaals, gewoonweg niet waar.
Waarschijnlijk ligt aan de grote verontwaardiging in joodse kring over Cohens (niet gedane) uitspraak ten grondslag datgene wat ik eerder heb getypeerd als ‘joods narcisme’: een zelfbeeld waarin alleen plaats is voor de twee polen ‘leed’ en ‘trots’. Zodra men het gevoel heeft dat er aan het leed van joden afbreuk wordt gedaan, breekt de hel los. Dat kan terecht zijn – tegen ontkenning of bagatellisering van de shoa wordt met reden fel geprotesteerd. Daar is in dit geval echter geen sprake van.

En-en

Niemand zal of mag ontkennen dat juist ook in moslimkringen antisemitisme voorkomt. Dat rabbijnen – en andere als joden herkenbare joden - zich niet onbedreigd in het publieke domein kunnen begeven, is een schande, en deze vorm van antisemitisme moet doeltreffender worden aangepakt dan nu gebeurt. Veel omvangrijker is trouwens het reservoir aan antisemitische uitingen onder ‘Nederlandse Nederlanders’, vooral op internet, en bijvoorbeeld ook in voetbalstadions. Het CIDI, het Meldpunt Discriminatie op Internet (MDI) en andere monitoren en ook het NIOD houden zich met dit alles nadrukkelijk bezig. Maar de aanwezigheid van antisemitisme maakt de erkenning van uitsluiting en discriminatie van moslims niet minder urgent. Om met de zionist en marxist Sam de Wolff te spreken, een groot liefhebber van de dialectiek: het gaat niet om ‘of…of’, maar om ‘en…en’.